Landbouwsamenleving

Samenleving waarin het allergrootste deel van de bevolking leeft van de landbouw.


Andere benamingen voor dit begrip:

  • Agrarische samenleving
  • Landbouwnederzetting

Waar komt dit begrip vandaan?

  • Landbouw: het verbouwen van planten en het houden van dieren.
  • Samenleving: alle mensen die een maatschappij vormen.

Ontstaan landbouwsamenlevingen

Als gevolg van de Neolithische Revolutie, ontstonden de eerste landbouwsamenlevingen. 

 

In het gebied dat historici ook wel de 'Vruchtbare Halvemaan' (het rode gedeelte op de kaart) noemen, ontstonden de eerste landbouwnederzettingen. 

 

De eerste landbouwnederzettingen vestigden zich voornamelijk langs de rivieren de Eufraat, de Nijl en de Tigris. Rivieren laten, nadat ze zijn overstroomd, een vruchtbare sliblaag achter. Dit gebruikte de eerste boeren veel om hun land mee te bevruchten, zodat er gewassen op verbouwd konden worden.

Vaste woonplaatsen

In tegenstelling tot de nomadische cultuur van de jagers en verzamelaars, hadden boeren vaste woonplaatsen. Dit noemen we ook wel sedentaire samenlevingen. In de eerste landbouwsamenlevingen werden er dicht bij de akkers stevige huizen gebouwd die dienden als woning, stal en opslagplaats.

 

De landbouwsamenlevingen in de steentijd bestonden vaak uit één of enkele boerderijen. De meeste mensen binnen de samenleving waren boer, vrouwen zorgden veelal voor het huishouden en de kinderen.

 

 

Steentijdboerderij (N. Robart, 2020)

Doordat mensen steeds meer op een vaste plaats gingen wonen, veranderde de manier van leven en de invulling daarvan drastisch. Waar nomaden vooral de dag invulde door te jagen op dieren en het verzamelen van vruchten, waren boeren voornamelijk bezig met het bewerken en onderhouden van akkers.

Een vooruitgang?

Je zou kunnen zeggen dat met het ontstaan van landbouwsamenlevingen het leven er op vooruit ging. Naarmate de ontwikkelingen in de landbouw zich vorderde, kwam er ook meer zekerheid op het verkrijgen van voedsel, samenlevingen groeiden én men had een eigen onderkomen.

 

Echter blijk dat de agrarische revolutie niet in alle opzichten een vooruitgang bleek te zijn, zeker niet voor de eerste boeren. Archeologische onderzoeken wijzen uit dat veel boeren minder gezond waren dan jagers-verzamelaars. Dit had verschillende oorzaken:

  • In het begin van de ontwikkelingen van de landbouw verbouwde boeren een beperkt aantal gewassen. Als er een oogst mislukte, dan was de kans op een hongersnood erg groot.
  • De eerste boeren hadden niet de materialen en apparaten waar onze huidige boeren mee werken. Hierdoor was het werk op de akkers enorm zwaar. Dit zware werk ging vaak gepaard met lichamelijk letsel. 
  • Doordat steeds meer mensen dicht op elkaar gingen leven, werd de kans op infectieziekten groter. Bovendien bracht het vee (dat in dezelfde boerderij sliep als de mensen) ook ziekten met zich mee.

 

Buiten de mindere gezondheid van de mensen binnen de eerste landbouwsamenlevingen bestond ook het nadeel dat de sociale ongelijkheid groeide. Doordat sommige boeren succesvoller waren dan andere boeren, ontstond er een verschil in gelijkheid, rijkdom en macht.