Sociale kwestie
Het vraagstuk waarin een oplossing gezocht moest worden voor de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.
Wat is de sociale kwestie precies?
Eind negentiende eeuw komt in Nederland de Industrialisatie op gang. Gezien er veel armoede heerste op het platteland en men dacht een beter bestaan op te bouwen in de stad, trokken mensen massaal naar de stad toe. Hier stonden immers de fabrieken waar werk te vinden was. Deze massale trek naar de stad toe noemen we ook wel urbanisatie.
Eenmaal aangekomen in de stad bleek het leven minder rooskleurig te zijn dan gedacht. Allereerst was het werk in de fabrieken zwaar. Daarnaast was het werk gevaarlijk en onderbetaald. Hierdoor moesten ook vrouwen en kinderen in de fabrieken werken om zo aan voldoende geld te komen om te kunnen rondkomen. Tijdens het werken gebeurde er vaak ongevallen vaak met een dodelijke afloop.
Ook de woonomstandigheden van arbeiders waren erbarmelijk. Door de snelle urbanisatie moesten er in een korte tijd veel huizen bijgebouwd worden. Hierdoor was de kwaliteit van de huizen slecht en was de riolering vaak niet goed op orde. Doordat met onhygiënisch leefde en dicht op elkaar woonde, begonnen verschillende ziektes zich te verspreiden in de arbeiderswijken.
Steeds meer mensen zagen in dat deze situatie niet langer houdbaar was. Het zoeken naar een oplossing voor de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders noemen we ook wel de sociale kwestie
Oplossingen sociale kwestie
In de politiek hadden de verschillende groepen een andere mening over de manier waarop de sociale kwestie kon worden opgelost.
-
Aanpak van slechte woningen
Door de snelle urbanisatie van het platteland naar de stad toe, moesten er in een korte tijd veel huizen worden bijgebouwd. Hierdoor waren veel huizen niet op orde met de riolering en waren veel te klein voor het aantal mensen dat hier moesten wonen. Dit had als gevolg dat er veel ziekten uitbraken in arbeiderswijken, zoals cholera.
-
Aanpak van slechte arbeidsomstandigheden
Het werk in de fabriek was erg zwaar. Fabrieksbazen wilden dat er zoveel mogelijk arbeid werd geleverd voor zo min mogelijk geld. Dit had als gevolg voor de arbeiders dat men in ermbarmelijke omstandigheden stond te werken voor weinig geld. Bovendien moesten zelf kinderen onder gevaarlijke omstandigheden werken. Hierdoor vielen er geregeld veel doden op de werkvloer.
-
Maar ook het onderwijs (leerplicht, financiering van scholen en dan met name van bijzonder (gelovig) onderwijs
Gezien er geen leerplicht was, werden veel kinderen aan het werk gezet in de fabrieken. Ouders hadden weinig keuze, want zelf verdiende ze te weinig om van rond te komen.
-
Kiesrecht (wie mocht nu gaan stemmen)
In de Grondwet van 1848 was censuskiesrecht aangenomen. Dit betekent dat enkel mensen die een bepaalde hoeveelheid belasting betalen hun stem mochten uitbrengen. Fabriekarbeiders betaalden door hun lage loon te weinig belasting om mee te mogen stemmen. Hierdoor konden zij hun ongenoegen over de slechte woon- en werkomstandigheden niet uiten in de politiek.
Hoe dachten verschillende groepen over de oplossing van de sociale kwestie?
Over de oplossing van deze problemen hadden verschillende groepen binnen de politiek een verschillende mening:
- De liberalen waren voorstander van een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid alleen zorgt voor de orde en de veiligheid, en zich verder niet bemoeit met de economie.
-
Confessionelen zijn mensen die het geloof als uitgangspunt nemen voor hun politieke ideeën. Zij waren het erover eens dat de ongelijkheid tussen mensen door God is gewild. Confessionelen vonden het vooral de taak van werkgevers en werknemers om samen de problemen op te lossen. Wilden dat ook hun scholen betaald gingen worden door de overheid.
-
De sociaaldemocraten (socialisten) waren een groep die speciaal voor de rechten van de arbeiders opkwamen. Zij vonden dat de overheid er alles aan moest doen om de arbeiders te beschermen. Zij zetten zich in voor hogere lonen, betere arbeidsomstandigheden, een uitkering bij ziekte, en voor pensioenen. Bovendien mocht een arbeidsdag niet langer duren dan acht uur. Om dit te bereiken, moest er algemeen kiesrecht komen.
Pacificatie van 1917
Er werd een einde gemaakt aan de sociale kwestie in 1917. Toen werden er een aantal wijzingen in de wet doorgevoerd.
- Allereerst werden er een kwam er algemeen kiesrecht. Hierdoor kon de armere bevolking, de arbeiders, ook meebeslissen wie er in de politiek aan de macht kwam.
- Bijzondere scholen kregen vanaf nu ook subsidie van de overheid.
- Er kwamen meer sociale wetten bij zoals de leerplichtwet, zodat de arbeiders het beter kregen.
Verschil censuskiesrecht en algemeen kiesrecht
In de grondwet van 1848 was 'censuskiesrecht' aangenomen: alleen burgers die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalde, mochten een stem uitbrengen in de politiek. Dit betekende in de praktijk dat alleen rijke mensen mochten stemmen. In 1917 kwam hier verandering in. Er werd toen namelijk 'algemeen kiesrecht' aangenomen. Dit betekent dat iedere Nederlandse staatsburger een stem uit mocht brengen, waarmee ook de armere bevolking.